Begraafplaatsen komen er in het nieuws regelmatig bekaaid af. Is het niet om vernielingen, dan gaat het wel over de kosten van begraven en onderhoud. Daarnaast vallen twee zaken op in het nieuws. Ten eerste crematoria die het laatste decennium als paddenstoelen uit de grond schieten. Die toename van crematoria loopt deels parallel aan de toename van het aantal crematies. Steeds meer Nederlanders worden of willen worden gecremeerd. Dat laatste is misschien ook deels afhankelijk van wie de enquête afneemt. Terwijl een tiental jaren geleden het aantal begravingen en crematies nog in evenwicht waren, is dat tegenwoordig niet meer zo.
Begraven heeft in de media het stempel ‘duur’ en cremeren het stempel ‘praktisch’, geen gedoe voor de nabestaanden. Belangrijk verschil is dat begraafplaatsen meestal in handen zijn van ofwel de overheid dan wel een kerkelijke instantie, soms een particuliere organisatie. Crematoria daarentegen worden veelal beheerd door commercieel gedreven organisaties. Daarom ziet u wel (sluik)reclames voor crematoria en zelden voor een begraafplaats. En dat terwijl in absolute aantallen het aantal crematoria veel lager is dan het aantal in gebruik zijnde begraafplaatsen, namelijk 92 versus ruim 3500. De organisatie van crematoria is dan ook veel eenvoudiger dan die van de lappendeken aan begraafplaatsen die Nederland kent. Maar vooral ligt de focus anders, bij crematie draait het om de plechtigheid, bij begraven vooral om de plek na de plechtigheid.
Opvallend is een tweede tendens, namelijk de toename van het aantal zogenaamde natuurbegraafplaatsen of in ieder geval plannen daarvoor. De kosten voor begraven zijn daarbij geen onderwerp van gesprek, zoals dat bij reguliere begraafplaatsen wel vaak is, want hier voert de discussie over het ‘terug-naar-de-natuur-gevoel’. Voor- en tegenstanders vliegen elkaar daar nog net niet in de haren, maar de emoties lopen soms hoog op als het gaat over de belasting op de natuur door een verterend lijk, laat staan een heel bosperceel vol met zware metalen, medicijnresten en andersoortig restmateriaal. Natuurbegraafplaatsen an sich onderscheiden zich niet heel veel van elkaar en vervallen in een zekere uniformiteit. Het meeste onderscheid tussen natuurbegraafplaatsen onderling zit hem waarschijnlijk in de dienstverlening. Niet zelden zie je er overigens kunststoffen in de vorm van knuffeldieren of plastic bakjes op een graf. Want blijkbaar heeft de mens toch behoefte aan een plek om te gedenken. Iets wat je overigens ook bij strooivelden van crematoria terugziet: gedenkplaatjes en kleine grafmonumentjes.
Niet alleen is het ontstaan van natuurbegraafplaatsen een reactie op de steeds verdergaande globalisering en digitale cultivering van onze maatschappij, maar het lijkt ook een tegenreactie op de verdergaande secularisering. De van oudsher christelijke tradities in het westen worden vervangen door een hele range aan ‘nieuwe tradities’. Soms zogenaamd gebaseerd op oude tradities, zoals het begraven in de natuur. Vooral ook in de geest van alles moet kunnen en mogen en elke wens moet vervuld worden. In mijn ogen een praktische onhaalbaarheid en in zeker mate ook onwenselijk. Ook commercieel.
Om de boot niet te missen, neigen sommige reguliere begraafplaatsen er nu zelfs naar om bestaande begraafplaatsen in te richten als natuurbegraafplaatsen. Liever zou ik zien dat begraafplaatsen zich actiever promoten, niet zozeer als plaatsen van begraven, maar als plaatsen van gedenken. De ‘lichtjesavonden’ die je tegenwoordig vaker tegenkomt, zijn daar een voorbeeld van.
Begraafplaatsen zijn pareltjes van cultuur en erfgoed. Die moet je koesteren. De begraafplaatsen van nu vertellen over 100 jaar onze geschiedenis. Een crematorium op zichzelf vertelt die geschiedenis niet en al die natuurbegraafplaatsen die gepland staan uiteindelijk ook niet. Bovendien kunnen begraafplaatsen en crematoria prima naast elkaar bestaan. Het oudste crematorium van Nederland in Driehuis en de naastgelegen begraafplaats bewijzen dat al 100 jaar. Net zoals de gemeentelijke De Nieuwe Ooster in Amsterdam en het crematorium op de gemeentelijke begraafplaats van Amersfoort. Het zijn niet de commerciële drijfveren die daar het succes en vooral de waarde bepalen, maar de inpassing in een bestaande traditie; die van een plaats van gedenken.